доверя́ть Holandés
0 traducciones
| Traducción | Contexto | Audio |
|---|---|---|
|
vertrouwen hebben
común
🇪🇸 Él confía en sus amigos.
🇳🇱 Hij vertrouwt op zijn vrienden.
🇪🇸 Confía en que todo saldrá bien.
🇳🇱 Hij vertrouwt erop dat alles goed zal gaan.
|
uso cotidiano | |
|
vertrouwen toevertrouwen
formal
🇪🇸 Ella confió su secreto a su mejor amiga.
🇳🇱 Ze vertrouwde haar geheim toe aan haar beste vriendin.
🇪🇸 El experto confió los datos a la autoridad competente.
🇳🇱 De expert vertrouwde de gegevens toe aan de bevoegde autoriteit.
|
formal | |
|
vertrouwen (als zelfstandig naamwoord)
raro
🇪🇸 El poeta expresa la pérdida de confianza en la sociedad.
🇳🇱 De dichter drukt het verlies van vertrouwen in de samenleving uit.
🇪🇸 Su confianza en sí mismo creció con el tiempo.
🇳🇱 Zijn vertrouwen in zichzelf groeide met de tijd.
|
literario | |
|
vertrouwen (informal/slang)
informal
🇪🇸 ¿Tienes confianza en él?
🇳🇱 Heb jij vertrouwen in hem?
🇪🇸 No pierdas la confianza en tus amigos.
🇳🇱 Verlies het vertrouwen in je vrienden niet.
|
jerga |